Balsemen/thanatopraxie

Balseming belemmert het ontbindingsproces van een stoffelijk overschot. Hiervoor worden conserveringsmiddelen gebruikt. Door te balsemen, blijft het lichaam voor een zo lang mogelijke tijd toonbaar voor bijvoorbeeld een uitvaartplechtigheid of bijzetting. Bij thanatopraxie is het doel een tijdelijke vertraging van het vergaan. In Nederland was balseming van een overledene tot 31 december 2009 verboden. De enige personen voor wie een uitzondering werd gemaakt, waren leden van het Koninklijk Huis en geestelijken.

Bij thanatopraxie ondergaat het stoffelijk overschot een behandeling die het vergaan van het lichaam tijdelijk vertraagt en besmettingsgevaar tegengaat. Deze tijdelijke conservering mag wettelijk niet langer dan 10 dagen duren. Deze methode wordt toegepast als het lichaam naar het buitenland moet worden vervoerd. Voor internationaal transport van een overledene heeft Schiphol een speciaal ingericht mortuarium. Hierin vindt de thanatopraxie plaats. Het verschil met balsemen is dat het daarbij gaat om langdurig beschermen tegen ontbinding.